Audio-interfaces vormen het hart van moderne opnamestudio’s. Dit overzicht legt de belangrijkste functies, kenmerken en selectiecriteria uit voor muzikanten, producers en home-recording gebruikers.
Ongetwijfeld is de audio-interface een van de belangrijkste opnamehulpmiddelen, samen met de audio-computer het centrale element van een moderne studio. Of het nu gaat om mobiele opnames, live-opnames, home-recording, bandopnames, projectstudio’s of bedroom-producers: audio-interfaces vormen de brug tussen analoog en digitaal – niet alleen technisch, maar ook qua geluidskwaliteit.
De vraag is: hoeveel interface heb je echt nodig? Er zijn modellen in verschillende prestatie- en prijsklassen – als externe rack- of desktopapparaten, of als geluidskaart voor inbouw in de computer. Ook bestaan er complete oplossingen met uitgebreide functies zoals monitorcontrollers, digitale mixers, DSP-effecten of audio-netwerken. Maar duurder betekent niet altijd beter. Voor je te veel geld uitgeeft, is het verstandig om na te gaan welke functies je echt nodig hebt voor je dagelijkse opnamewerk.
Belangrijk om te onthouden: computers komen en gaan, maar een audio-interface gebruik je meestal veel langer. De rekenkracht van moderne computers groeit voortdurend, net als de eisen van muzieksoftware: meer DSP-power, meer geheugen, snellere datatransfer. Daarom moet bij de aanschaf van een interface compatibiliteit voorop staan: blijft de interface bruikbaar bij een nieuwe computer of zelfs een nieuw platform?
USB-audio-interfaces zijn momenteel het meest verspreid – van mini-versies voor onderweg met eenvoudige stereo in-/uitgangen tot multikanaals modellen met 16 ingangen of meer. Hoewel USB 2.0 nog steeds veel wordt gebruikt, bieden moderne aansluitingen zoals USB 3 en vooral Thunderbolt aanzienlijk meer prestaties, vooral bij parallel gebruik van veel kanalen. Voor de meeste home-studio toepassingen volstaat echter een USB 2.0-interface.
Sommige interfaces bevatten DSP-chips waarmee plug-ins direct kunnen worden uitgevoerd, waardoor de computer wordt ontlast. Een goed voorbeeld is de Apollo Twin van Universal Audio, waarbij UAD-plug-ins op de interface zelf worden verwerkt. Dit vereist extra datastromen, maar maakt hoogwaardige effecten en processing mogelijk zonder de computer te belasten.
Voor home-recording zijn complete desktopoplossingen aan te raden: instrument-ingangen, microfooningangen met fantoomvoeding, monitorcontroller en minstens één hoofdtelefoonuitgang. Belangrijk is ook of de interface bus-powered is via USB of een externe voeding nodig heeft, wat de prestaties van de fantoomvoeding kan beïnvloeden.
Hybride interfaces ondersteunen meer dan één type aansluiting, bijvoorbeeld USB 2.0 en Thunderbolt, voor maximale flexibiliteit. Veel zijn ook iOS-compatibel, zodat ze met iPads en iPhones gebruikt kunnen worden. Voorbeelden zijn MOTU of iConnectivity, die zelfs gelijktijdig gebruik met twee computers of flexibel audiorouting tussen platforms mogelijk maken.
Hoewel externe interfaces tegenwoordig domineren, bestaan er nog steeds interne geluidskaarten voor pc’s. Vaak bieden ze specifieke digitale aansluitingen en soms geen analoge in-/uitgangen, of ze zijn ontworpen voor professionele audionetwerken zoals MADI of Dante. Externe interfaces blijven echter flexibeler en geschikter voor mobiele setups.
Akai, Alesis, Antelope, Apogee, Audient, Avid, Behringer, ESI, Focusrite, Hercules, iConnectivity, iCON, IK Multimedia, Line 6, Mackie, Metric Halo Labs, MOTU, Native Instruments, RME, SPL, Steinberg, Tascam, Universal Audio, Zoom